Elke lidstaat past de in deze richtlijn opgenomen bepalingen toe op:
a) fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil waarbij vennootschappen van twee of meer lidstaten betrokken zijn;
b) verplaatsingen van een lidstaat naar een andere lidstaat van de statutaire zetel van een Europese vennootschap (Societas Europaea of SE), opgericht volgens Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) ( 5 ), en van een Europese coöperatieve vennootschap (SCE), opgericht volgens Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap (SCE) ( 6 ).